Une Prophète schetst het gevangenisleven. Animal Factory schetst het gevangenisleven. Felon schetst het gevangenisleven. Er zit dus leven in films die een blik achter de gevangenisschermen willen werpen. Maar ze zijn er al langer, zulke films – met opvallend kalme personages.
Grand Illusion uit 1937 is heel anders dan moderne gevangenisklassiekers. Geen spierbundels vol tatoeages hier. Ja, men is nog steeds aan het ontsnappen en bewaken (Franse krijgsgevangenen tijdens de Eerste Wereldoorlog). Maar deze wereld is subtieler en geestiger dan doorgaans in gevangenisfilms.
Zo ken ik geen gevangenisfilm waarin het hoofd van de gevangenis niet alleen een beminnelijk man is maar ook respect heeft voor de vijand. Ik ken ook geen gevangenisfilm waarin het graven van een tunnel geen enkele rol speelt voor het verhaal. Dan is er nog de episode in het huisje van de boerin waarin je letterlijk The Defiant Ones (1958) ziet langskomen.
Subtiele details om van te genieten alom in Jean Renoirs film. Verkleedpartijen onder de gevangenen, de muurkranten over het heen en weer gaan van Douamont in Franse dan wel Duitse handen, een gevangene die zich verdiept in de lyriek van Pindarus, en een romantische gevangenisdirecteur die graag bloemetjes in zijn bajes neerzet.
Het acteerwerk van al deze acteurs, Erich von Stroheim, Jean Gabin, Dita Parlo, Pierre Fresnay, Marcel Dalio, is enorm gepassioneerd. Ze spreken hun talen en dat is nodig in deze film. Dan krijg je al snel dat mensen de film gaan vergelijken met klassiekers als Citizen Kane of Clockwork Orange. Met die films heeft Grand Illusion volgens mij vooral de moed gemeen van het genreloze. Ik kan er in elk geval goed van genieten.
Saai bajesleven
Ook in Le Comdamné à Mort S'est Echappé (1956) van Robert Bresson gaat het niet om het testosteronpeil in gevangenissen. Hier gaat het vooral om graven. Het script is gebaseerd op herinneringen van André Devigny. Hij had door de nazi’s het vonnis doodstraf ontvangen maar had nog zin om langer te leven.
Ook Le Trou (1960) van Jean Becker was gebaseerd op een soortgelijk script, van José Giovanni. Maar Giovanni was een gangster ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en werd in 1948 door Franse rechters veroordeeld. Giovanni werd later dialoogschrijver en zelfs regisseur. Zo kan het soms gaan.
De twee films ontlopen elkaar niet zoveel. Le Trou biedt meer een bankoverval-achtige-ervaring terwijl de stijl van Un Condamné er meer een is van een documentaire. Le Comdamné zou ik iets artistieker en vernieuwender in zijn stijl willen noemen. In deze film is het geschetste bajesleven erg saai. Werken aan een ontsnapping (je moet toch wat), wassen, slapen, kletsen (soms).
Dat maakt het toch spannend voor de kijker – en vooral nu zie je de een na de andere filmhuisfilm zo sober een persoon schetsen. Ik zat voortdurend te piekeren of die Duitse bewakers de hoofdrolspeler met zijn plannen zouden ontdekken. Fraai in beeld gebracht is de angst die de uitbreker voelt tijdens de ontsnapping. Dit is geen Steve McQueen, maar een mens, een twijfelaar.
Het enige zwakke punt is dat de acteurs amateurs zijn. Je kunt bijvoorbeeld zien dat hoofdpersoon Letterier nog nooit geacteerd heeft. Soms is hij te vreugdig, soms te terneergeslagen. In de spaarzame dialogen zie je hem door het acteerijs zakken.
Ideale schoonzonen
Brute Force (1947) is, de titel zegt het al, meer een archetype rauwe gevangenisfilm. Wel weer gemaakt door een Fransman, Jules Dassin. Hier gaat het dus om ‘natuurlijk leiderschap’, ‘respect verdienen’, ‘genadeloze tucht’, ‘strijd tussen bewaker en gevangene’. Het is een op en top mannenfilm – vrouwen kunnen hooguit aan Burt Lancasters stoerheid plezier beleven.
Het script moet ons kijkers inzicht geven in het rauwe en harde leven van het bajeswezen. Een soort instructiefilm voor toekomstige gevangenen. Maar dit was dan ook 1947 en dit soort rauwe gevangenissenfilms was toen nog gloednieuw.
Men had toen waarschijnlijk geen idee van wat er in een gevangenis gebeurde. Het zal opzienbarend zijn geweest om gevangenen als mensen te zien. Dat waren schurken, toch?
In deze bajes vind je alleen maar ideale schoonzonen. De een werd gepakt toen hij zijn vriendinnetje wilde beschermen, de ander toen hij zijn zieke vrouw bezocht. Het idee moet wel zijn geweest dat het publiek anders geen begrip zou kunnen opbrengen voor deze gangsters. Dat soort zelfcensuur is voor de gevangenisfilms van vandaag de dag niet meer nodig.
De meest ideale schoonzoon is held Joe (Burt Lancaster) die in de streng bewaakte gevangenis van Westgate terechtkomt. Met zijn mede bajesklanten van cel R17 wil hij graag ontsnappen. Dat valt niet mee want de bewakers houden hem in de gaten.
De film heeft als attractie het fascinerende portret van hoofdbewaker Munsey door Hume Cronyn. Munsey is van het type dat zegt: alleen met geweld krijg je respect van boeven, tolerantie is voor sukkels. Cronyn zet zijn Munsey daarbij neer als zelfverzekerde carrièreman, en ziet er warempel een beetje uit als Rick Moranis.
Jammer dat de film zo typisch Amerikaans is. Alles valt vrij eenvoudig te voorspellen – onvoorspelbare zaken als in Grand Illusion zijn afwezig. Zelfs de onverschrokkenheid van natuurlijk leider Joe (Burt Lancaster) is heel voorspelbaar.
REEKS (8) - CAMERA OBSCURA
In deze reeks bespreekt Bob van der Sterre elke aflevering een aantal thematisch gelinkte films. Hoe aparter, ouder en obscuurder, hoe liever hij ze heeft.
Planeet Cinema is een online filmmagazine. We bekijken films zonder grenzen: oud of nieuw, populair of obscuur.
We geven graag nieuw schrijftalent de kans om online te publiceren.
Planeet Cinema beschikt over een uitgebreid archief van meer dan 6.000 artikelen sinds 1993.
HOME
RECENSIES
ACHTERGRONDEN
FESTIVALS
KLASSIEKERS
Met de hulp van een historica draaide de Franse regisseur Bruno Nuytten in 1988 een biopic over een van Frankrijks meest bekende vrouwelijke kunstenaars uit de negentiende eeuw. De gelijknamige film vertelt haar tragische levensverhaal begeleid door de dramatische muziek voor hoofdzakelijk strijkers van componist Gabriel Yared.
>>>
Quizvraagje voor bij de barbecue: wat hebben Mozes, Johannes de Doper, Marcus Antonius, Henry VIII, Michelangelo en God de Vader zelve gemeenschappelijk? Antwoord: ze werden allemaal op film vereeuwigd door Charlton Heston.
>>>
Een kunstschilder die in de tweede helft van de negentiende eeuw in het zog van het impressionisme op de kunstscène verschijnt, is Auguste Renoir. Deze Fransman die ongeveer 6000 schilderijen maakte, is echter niet de enige kunstenaar die Gilles Bourdos met de film Renoir in de verf zet.
>>>
Quoth the raven: ‘nevermore’. Edgar Allan Poe schreef de beroemde dichtregel in 1845, en sindsdien heeft zijn raaf de populaire cultuur niet meer verlaten. Als zelfs The Simpsons je gedicht opnemen in hun Treehouse of Horrorreeks, weet je dat je het als dichter gemaakt hebt.
>>>
Thierry Guetta is een Fransman die in Los Angeles een tweedehands kledingzaak heeft. Via via ontmoet hij een street art-kunstenaar en hij – notoir allesfilmer – springt bij en filmt alles. Meer street art-kunstenaars laten zich filmen. Een idee voor een documentaire is geboren. Maar er is iets loos. Guetta zal niet rusten voor hij alle kunstenaars heeft gefilmd. Hij ontmoet er veel. Maar er ontbreekt er een: Banksy, die intussen wereldberoemd is geworden met zijn ironische street art.
>>>
In 2012, meer dan 30 jaar na zijn dood, verschenen er plots twee films over het leven van Alfred Hitchcock. Het mag een wonder zijn dat het zolang geduurd heeft. Hitchcock was een mysterieus man en een gedroomd object voor een biopic.
>>>