Jack Terry (John Travolta) is als geluidstechnicus werkzaam voor een kleine filmmaatschappij die goedkope horror B-films produceert. Op zoek naar geluidsfragmenten staat Jack op een nacht met een microfoon en een draagbare geluidsrecorder in het park om het geluid van de wind op te nemen. Maar hij neemt niet alleen de wind op: ook de geluiden van een auto-ongeluk. De inzittenden zijn een populaire gouverneur, die ook presidentskandidaat is, en de jonge prostituee Sally (Nancy Allen). Jack weet Sally ternauwernood uit het autowrak te redden.
Jack ontdekt later aan zijn geluidsopname dat er opzet in het spel was. Ook Sally lijkt meer te weten maar wil niks loslaten. Jack kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en gaat verder op onderzoek uit. Helaas weet de geheimzinnige organisatie achter het complot dat Jack belastend bewijs heeft en besluit huurmoordenaar Burke (John Lithgow) in te huren om zowel Jack als Sally permanent het zwijgen op te leggen.
Clichématig
Het verhaal van Blow-Out is op zich vrij clichématig, zeker als je kijkt naar het voorafgaande decennium toen er interessantere conspiracy thrillers werden geproduceerd. Het verhaal van een man op de vlucht voor grote kwaadaardige organisaties is niet nieuw. Gezien de anti-establishment sentimenten die welig tierden in de jaren zeventig en begin jaren tachtig past het script van Blow-Out goed in de tijdsgeest.
Het is het genie van De Palma dat van Blow-Out zo’n interessante film weet te maken; eentje die zo spannend is dat je op het puntje van je stoel gaat zitten. Een origineel element in het verhaal is bijvoorbeeld de zoektocht naar de perfecte vrouwelijke doodskreet, die nodig is voor een scène in de horrorfilm waar Jack aan werkt. De regisseur kan maar geen vrouw vinden die een echte bloedstollende doodskreet kan uitslaan. Dit levert grappige momenten op. Jack vindt uiteindelijk de perfecte schreeuw. Maar de manier waarop is huiveringwekkend en zorgt uiteindelijk voor de tragische en vooral cynische slotnoot in de film.
Trailer van Blow-Out
Hyperstilisme
Bijzonder in Blow-Out is de techniek waarmee de film is gemaakt, en vooral de manier waarop de techniek in dienst staat van stijl en sfeer. De Palma laat niets aan het toeval over. Hij ging uiterst bedachtzaam te werk en wist van tevoren tot in de puntjes hoe hij de film eruit wilde laten zien. Iedere scène krijgt hierdoor iets bijzonders en geeft het gevoel dat alles wat je ziet en hoort betekenis heeft.
De Palma streeft in zijn films naar een soort filmisch ‘hyperstilisme’, waarbij de essentie en emotie van iedere scène aangedikt wordt, zonder dat dit ontaardt in goedkoop sentimentalisme. In Blow-Out weet De Palma deze fijne lijn perfect te bewandelen. In andere films gaat hem dit niet altijd zo goed af.
Cruciaal daarvoor is het camerawerk. Interessant zijn scènes waarin twee beelden naast elkaar worden gelegd, en lange opnames die in één take zijn gefilmd. Hier en daar ook aparte cameraposities, zoals het filmen van plafond naar beneden. We worden getrakteerd op uitgebreide shots van Jack die in zijn studio geluidsfragmenten knipt en plakt van de verschillende spoelen met geluidsopnames. Dit alles circa 1981, dus met inmiddels verouderde apparatuur, maar desondanks volledig authentiek. Geweldig om te zien als je liefhebber bent van film- en geluidstechniek.
Noemenswaardige momenten in de film zijn juist die waarin ogenschijnlijk niks lijkt te gebeuren: Jack die bezig is in zijn geluidsstudio, terwijl de camera langzaam kloksgewijs bijna zes keer in het rond draait, met alleen de mechanische geluiden van de studioapparatuur als audio begeleiding. Zo simpel maar ook zo geniaal.
Het is de eerste keer dat De Palma gebruik maakte van een steadicam. Een steadicam is een harnas waar de camera op wordt gemonteerd. Hierdoor is het beeld altijd stabiel, ook al zijn de bewegingen van de cameraman dat niet. Deze in 1975 uitgevonden techniek deed wonderen voor de ontwikkeling van bewegende camera in film.
Maar De Palma geeft vooral de voorkeur aan langzame camerabewegingen. Het hoort bij zijn bedachtzame, peinzende stijl en dat is iets waar je van houdt of niet. Vergeleken met het snelle ADHD camerawerk van veel moderne films straalt het camerawerk in Blow-Out veel rust uit, wat ervoor zorgt dat je als kijker nog meer in de film gezogen wordt.
Door De Palma’s manier van filmen en editen voel je je als kijker betrokken, en krijg je het idee dat je samen met Jack tot nieuwe inzichten komt terwijl hij zijn geluidsopname analyseert. Het is stimulerend voor de kijker om dit mee te maken. Het komt te vaak voor dat alles volledig wordt voorgekauwd zodat je als kijker niks meer aan denkwerk hoeft te doen. Verder weet De Palma het concept van iemand die naar een geluidstape luistert fraai beeldend te maken. Een knappe prestatie als je bedenkt dat je normaal gesproken alleen maar iemand ziet zitten met een koptelefoon op.
Maar meer elementen van de film dragen bij aan het scheppen van sfeer, zoals de mooie soundtrack van Pino Donaggio; compleet afwezig in de ene scène, dan weer op de voorgrond in de vorm van een bombastisch emotioneel strijkorkest op de cruciale momenten in de film. Donaggio is met 189 uitgebrachte filmsoundtracks geen kleintje in de industrie, maar componeert voornamelijk voor Italiaanse films en is daarom een minder bekende naam in Hollywood. De uitstapjes die hij naar Hollywood maakt zijn eigenlijk uitsluitend voor soundtracks van andere De Palma films.
Rip-off
Dit door De Palma zelf geschreven screenplay wordt ten onrechte wel eens een rip-off genoemd van films als The Conversation en het uit 1966 stammende Blow-Up van Michelangelo Antonioni. Dat er overeenkomsten zijn valt niet te betwisten. De titel alleen al suggereert dat De Palma op zijn minst bekend is met de door Antonioni geregisseerde film. In Blow-Up gaat het om een fotograaf die ervan overtuigd is dat hij een moord gezien heeft en langzaam gek wordt van het analyseren van zijn eigen gemaakte foto’s van de moord. In Blow-Out is Jack een geluidsman die het geluid van een opzettelijk auto-ongeluk opneemt en een obsessie ontwikkelt voor het complot waar hij steeds meer bij betrokken raakt. Hij moet en zal de waarheid achterhalen, al was het maar om voor zichzelf te bewijzen dat hij niet gek geworden is.
De Palma hergebruikt wel vaker materiaal van andere films. Denk aan de fameuze trappenscène van The Untouchables, gebaseerd op de Odessa Steps scène uit de Russische klassieker Battleship Potemkin. Ook Blow-Out bevat indirecte referenties naar andere films. Zo is de douchescène uit het begin van de film een grappige verwijzing naar Hitchcock’s Psycho.
Maar De Palma verstaat zijn vak als regisseur te goed om hem eenvoudig van plagiaat te kunnen beschuldigen. Het is overduidelijk dat het gaat om hommages aan voorgaande films, geboren uit De Palma’s liefde voor film en zijn uitgebreide kennis van filmgeschiedenis.
Overtuigend acteerwerk
De twee belangrijkste acteurs, John Travolta en John Lithgow, vullen met hun spel het hyperstilisme van De Palma fantastisch aan. Dat kan helaas niet zo gezegd worden van Nancy Allen, die in de rol van Sally niet weet te overtuigen. Hoewel sympathiek is haar performance te ingetogen, te weinig expressief. Het feit dat ze ten tijde van de opnames getrouwd was met de regisseur zal wellicht de doorslag hebben gegeven bij de casting.
John Travolta’s carrière als acteur zat begin jaren tachtig in een neerwaartse spiraal, maar in Blow-Out speelt hij een geweldige rol als eerst lusteloze en later paranoïde geluidstechnicus Jack Terry. Travolta leed tijdens het filmen aan slaapstoornissen, wat hem ongetwijfeld geholpen heeft bij het neerzetten van zijn humeurige karakter.
Op basis van deze performance besloot Quentin Tarantino hem later te casten voor een rol in Pulp Fiction, die Travolta’s carrière weer een enorme boost heeft gegeven. Tarantino heeft trouwens ook ooit gezegd dat Blow-Out zijn favoriete De Palma film is. Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn.
John Lithgow is even geloofwaardig als psychopathische moordenaar Burke. Altijd koel en volledig in controle straalt hij een kille intelligentie uit. Enkele jaren later zou Lithgow de rol van psychopaat nog eens dunnetjes overdoen in het verder niet erg succesvolle Raising Cain, eveneens van De Palma.
Hit and miss
Brian de Palma is een interessante regisseur waar de meningen opvallend over verdeeld zijn. Blow-Out is zo’n film die de discussie blijft aanzwengelen of De Palma een echte cineast is of niet. Hoewel technisch zeer vakkundig is er niet altijd begrip voor zijn gecontroleerde manier van filmen, wat ik zijn ‘hyperstilisme’ noem.
Zijn critici menen dat hij ten onrechte wordt vergeleken met grootmeesters als Martin Scorsese, en aan de andere kant zien De Palma-fans hem juist als een (miskend) genie. Feit is wel dat De Palma’s supergestileerde manier van filmen iets is dat hem uniek maakt in Hollywood, en het geeft hem een zeer eigen, herkenbare stijl. In tegenstelling tot Scorsese, die consistent goede films maakt, is het inderdaad hit and miss bij De Palma, maar als er dan een hit is dan zijn het ook instant classics waar jaren later nog over wordt geschreven.
THEMA - PASSIE VOOR DE PALMA
In januari en februari herbekijken we bij Planeet Cinema enkele films van Brian De Palma. Zijn nieuwe film Passion speelde op het Filmfestival van Gent en gaat op 13/2/2013 uit in de bioscoopzalen.
Planeet Cinema is een online filmmagazine. We bekijken films zonder grenzen: oud of nieuw, populair of obscuur.
We geven graag nieuw schrijftalent de kans om online te publiceren.
Planeet Cinema beschikt over een uitgebreid archief van meer dan 6.000 artikelen sinds 1993.
HOME
RECENSIES
ACHTERGRONDEN
FESTIVALS
KLASSIEKERS
Met de hulp van een historica draaide de Franse regisseur Bruno Nuytten in 1988 een biopic over een van Frankrijks meest bekende vrouwelijke kunstenaars uit de negentiende eeuw. De gelijknamige film vertelt haar tragische levensverhaal begeleid door de dramatische muziek voor hoofdzakelijk strijkers van componist Gabriel Yared.
>>>
Quizvraagje voor bij de barbecue: wat hebben Mozes, Johannes de Doper, Marcus Antonius, Henry VIII, Michelangelo en God de Vader zelve gemeenschappelijk? Antwoord: ze werden allemaal op film vereeuwigd door Charlton Heston.
>>>
Een kunstschilder die in de tweede helft van de negentiende eeuw in het zog van het impressionisme op de kunstscène verschijnt, is Auguste Renoir. Deze Fransman die ongeveer 6000 schilderijen maakte, is echter niet de enige kunstenaar die Gilles Bourdos met de film Renoir in de verf zet.
>>>
Quoth the raven: ‘nevermore’. Edgar Allan Poe schreef de beroemde dichtregel in 1845, en sindsdien heeft zijn raaf de populaire cultuur niet meer verlaten. Als zelfs The Simpsons je gedicht opnemen in hun Treehouse of Horrorreeks, weet je dat je het als dichter gemaakt hebt.
>>>
Thierry Guetta is een Fransman die in Los Angeles een tweedehands kledingzaak heeft. Via via ontmoet hij een street art-kunstenaar en hij – notoir allesfilmer – springt bij en filmt alles. Meer street art-kunstenaars laten zich filmen. Een idee voor een documentaire is geboren. Maar er is iets loos. Guetta zal niet rusten voor hij alle kunstenaars heeft gefilmd. Hij ontmoet er veel. Maar er ontbreekt er een: Banksy, die intussen wereldberoemd is geworden met zijn ironische street art.
>>>
In 2012, meer dan 30 jaar na zijn dood, verschenen er plots twee films over het leven van Alfred Hitchcock. Het mag een wonder zijn dat het zolang geduurd heeft. Hitchcock was een mysterieus man en een gedroomd object voor een biopic.
>>>